http://www.mapuche.nl/

Groningen, 12 juli 2004
VN-Rapporteur bezorgd over situatie Mapuches
http://www.mapuche.nl

In februari 2004 zijn de Mapuche leiders Anecito Norín en Pascual Pichún opgepakt na een geruime tijd ondergedoken te hebben gezeten. De twee meest gezochte Mapuches in Chili zijn veroordeeld op basis van de Anti-terrorismewet. Hun advocaten hebben inmiddels de zaak voorgelegd aan de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens. De Speciale VN-Rapporteur voor de Mensenrechten en Fundamentele Vrijheden van Inheemse Volkeren Rodolfo Stevenhagen spreekt zijn zorgen uit over de situatie van de Mapuches in Chili.

In het laatste jaar van het VN-decennium van het Inheemse Volk (1995-2004) heeft de Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten en Fundamentele Vrijheden van Inheemse Volkeren, de Mexicaan Rodolfo Stevenhagen, zijn jaarlijkse rapport aan de VN-Mensenrechtencommisie aangeboden. De conclusie van zijn rapport is dat de rechten van inheemse volken in veel landen nog steeds worden geschonden. Naar aanleiding van zijn missie naar Chili is ook duidelijk dat de situatie van de Mapuches en het oplopende conflict om de terugave van land onderwerp is van aanhoudende zorg.

Ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Amerikaanse State Department geven in hun jaarlijkse landenrapportages aan dat in Chili in 2003 inheemse volken nog immer gemarginaliseerd worden. De inheemse bevolking wordt niet grondwettelijk erkend en is het armste segment van de Chileense samenleving. Er is sprake van discriminatie en nauwelijks de mogelijkheid te participeren in besluitvorming over cultuur, tradities, de verdeling van natuurlijke hulpbronnen en het traditionele grondgebied.

Voor de Mapuches bestond het traditionele grondgebied in het jaar 1881 nog uit een territorium van bijna 11 miljoen hectare. Na de zogenaamde "pacificatie van Araucanië" in 1888 werd dit gebied ingelijfd bij de Chileense staat. Voor de Mapuches bleef slechts 5 % over. Begin jaren zestig van de vorige eeuw bezaten grootgrondbezitters bijna tachtig procent van de totale landbouwgrond. Onder de regering Allende kwam hierin verandering door het invoeren van landbouw-hervormingen.Voor de Mapuches werd het mogelijk delen van hun grond terug te krijgen.

Na de staatsgreep van 11 september 1973 zijn de landhervormingen grotendeels ongedaan gemaakt. Meer dan de helft van de onder Allende onteigende grond werd geheel of gedeeltelijk teruggegeven aan de voormalige eigenaren. Volgens een 1978 gepubliceerd rapport van de VN-werkgroep inzake de Mensenrechten werd in Chili op de dag van de staatgreep bovendien door grootgrondbezitters, het leger en de politie een klopjacht gestart op Mapuches die actief waren om hun grond terug te krijgen. De Nationale Waarheids- en Verzoeningscommissie, die is ingesteld om onderzoek te doen naar mensenrechten-schendingen onder de militaire dictatuur van Pinochet, heeft in 1991 geconcludeerd dat Mapuches en hun families daarbij met extreme wreedheid zijn behandeld. Exacte cijfers zijn niet bekend, maar zeker 100 Mapuches zijn vermoord of verdwenen, een veelvoud is gevangen genomen en gemarteld.

Tijdens de dictatuur is voor Mapuches gemeenschappelijk grondbezit afgeschaft en het grondgebied werd verder ingekrompen tot 300.000 hectare. In dezelfde periode zijn de bosbouwbedrijven sterk in omvang gegroeid. Grond werd tegen lage prijzen door de overheid verkocht en aan de bosbouwbedrijven werden grote belastingvoordelen gegeven.

De bosbouwbedrijven kweken met name snelgroeiende boomsoorten zoals Eucalyptusbomen, bomen die veel water gebruiken. Hierdoor is de hoeveelheid drinkwater afgenomen en akkers van omwonenden zijn minder vruchtbaar of zelfs onvruchtbaar geworden. De bedrijven maken gebruik gemaakt van herbiciden en pesticiden met alle verwante gevolgen voor de gezondheid. Het vellen van bomen leidt daarnaast tot vervuiling. Geconstateerd is dat de hoeveelheid vis in de rivieren is afgenomen. Bovendien verdwijnt de traditionele vegetatie die door de Mapuches als voedsel en voor rituele, medicinale toepassingen worden gebruikt. Dit proces heeft geleid tot een toename van de armoede. Veel jongeren zijn daarom gedwongen naar de steden te verhuizen. Desondanks is Nederland de tweede grootste Europese importeur van Chileens hout.

Vandaag zijn er Mapuche-gemeenschappen die omsloten zijn door bosbouwbedrijven, wat hen ernstig beperkt in hun bewegingsmogelijkheden en toegang tot waterbronnen en rivieren. Veelvuldig komt het tot confrontaties tussen Mapuches en de beveiliging van de bosbouwbedrijven die daarbij geregeld gesteund worden door de lokale politie.

Zo is in november 2002 de 17-jarige Mapuche Alex Lemún tijdens de bezetting van een stuk grond van een bosbouwbedrijf dodelijk in het hoofd getroffen door een politiekogel. Een vriend van Alex Lemún, Juan Escalona, die bij de actie aanwezig was vertelt dat de agenten geen ambulance wilden oproepen en tegen elkaar zeiden: "dat is er weer een minder". Na een kort onderzoek is de verantwoordelijke agent op vrije voeten gesteld en weer aan het werk gegaan. De ouders van Alex Lemún willen een diepgravend onderzoek en hebben in 2004 een hiertoe strekkend verzoek gedaan aan president Lagos. Hiermee is tot op heden niets gedaan.

De zaak Lemún wordt genoemd in het jaarrapport over 2003 van Amnesty International. Ook zegt Amnesty International dat er door carabineros (geuniformeerde politie) in Chili in de context van het landconflict excessief geweld wordt toegepast.

In het landconflict staan de Mapuches tegenover de bosbouwbedrijven en een overheid die deze bedrijven steunt. Alfredo Seguel van de Mapuche-organisatie Konapewman legt uit: "In Chili zijn twee grote bosbouwbedrijven, Forestal Arauco en Forestal Mininco, die samen meer dan 1 miljoen hectare bezitten. Deze twee bosbouw-bedrijven zijn in handen van twee machtige families in Chili. Families met invloed en contacten bij de overheid en de regering. Het is daarom moeilijk om deze bedrijven los te zien van politieke besluitvorming."

Niet alleen door de bosbouwbedrijven worden de Mapuches geconfronteerd met inbreuken op hun traditionele grondgebied, maar ook door grootschalige bouwprojecten zoals de waterkrachtcentrale in de rivier Bío Bío "Ralco" en de snelweg "Bypass". Inzake Ralco zijn zowel door de Chileense overheid en rechtspraak als door de Inter-Amerikaanse Mensenrechtencommissie grote onregelmatigheden vastgesteld met betrekking tot de behandeling van de daar wonende Mapuches.

In 1993 leek er een kentering te komen in de situatie van de Mapuches. In dat jaar is de Wet op de Inheemse Bevolking (Ley Indigena) van kracht geworden, een wet die onder andere ziet op de teruggave van land aan de Mapuches, maar niet voorziet in collectief grondbezit. Met de wet is een Land- en Waterfonds in het leven geroepen en een overheidsorgaan, de COANDI, die verantwoordelijk is voor de teruggave van land. De CONADI is tot nu toe niet in staat gebleken haar taak te vervullen. De omvang van het Land- en Waterfonds is te beperkt terwijl door grondspeculatie de prijzen van land sterk zijn gestegen.

Daar komt bij dat de Wet op de Inheemse Bevolking opzij wordt gezet wanneer het aankomt op de bescherming van private, commerciële en economische belangen. Zo kan het recht op eigendom en gebruik van de grond, de bodem, water, rivieren, meren en de kustlijn door de overheid aan elke aanvrager worden overgedragen. Gevolg is dat veel van deze hulpbronnen in Mapuche-gebieden zijn toegewezen aan derde partijen zoals bos- of mijnbouwbedrijven.

Omdat de teruggave niet of slechts beperkt gerealiseerd wordt nemen de Mapuches het heft in eigen handen. Vanaf 2000 in toenemende mate. Het Amerikaanse Department of State beschrijft in haar jaarrapport dat er in 2003 diverse gewelddadige confrontaties tussen radicale Mapuches en lokale landeigenaren, bosbouwbedrijven en de overheid zijn geweest. De acties van de Mapuches bestonden uit demonstraties, soms het gooien van stenen, meer dan 40 landbezettingen en het in de brand steken van gewassen of gebouwen. Dit heeft op zijn beurt weer geleid tot een toename van het aantal strafzaken tegen Mapuches en een constante politie-aanwezigheid in de gemeenschappen, waar onderzoeken soms vergezeld worden door fysiek en verbaal geweld.

De strafzaken zijn met name gericht op de Mapuche-leiders ("lonko's"). Zij worden veelal beschuldigd van het "samenzweren met het oog op het plegen van een terroristische daad". Veel Mapuches-leiders bevinden zich op dit moment al lange tijd in voorarrest. Aan Mapuche-leiders zijn zware gevangenisstraffen opgelegd voor "terroristische" daden begaan in de context van het sociale conflict over landrechten.

Advocaat Rodrigo Lillo van NorAlinea, een advocatencollectief dat zich inzet voor de mensenrechten, zegt hierover: "de eisen van de Mapuches om erkenning en een zekere mate van autonomie te krijgen zijn strijdig met het Chileense concept van nationale eenheid. De acties van de Mapuches worden gezien als een bedreiging van de staatsveiligheid, wat ook weer verklaart waarom eerst de Wet op de Staatsveiligheid werd toegepast en sinds 2000 de Anti-Terrorismewet. Deze Anti-Terrorismewet is een wet die in 1984 onder de dictatuur tot stand is gekomen. Het toepassen ervan geeft duidelijk de angst en vrees van de regering aan."

De Senaatscommissie voor de Constitutie, Wetgeving en Justitie heeft hierover haar zorgen uitgesproken. De Senaatscommissie geeft aan dat het weliswaar slechts acties van een minderheid van de Mapuches betreft, maar deze zijn onrechtmatig nu de rechten van de Mapuches op land gegarandeerd zijn in bestaande wetgeving. De Senaatscommissie is van mening dat het conflict het gevolg is van armoede en de ineffectiviteit van overheidsbeleid.

De overheid dient haar verplichtingen om boeren en legitieme landeigenaren te beschermen tegen criminele en terroristische daden na te komen.

Een bestraffing op grond van Anti-Terrorismewetgeving is zwaarder dan onder het normale strafrecht. Als er agenten of militairen bij de zaak betrokken zijn vindt de behandeling bovendien plaats in militaire rechtbanken waarvoor weer speciale regels gelden.De Anti-terrorismewet biedt de mogelijkheid om gedurende een langere periode onderzoek te doen, waardoor het mogelijk is een verdachte langer in voorarrest te houden. Ook is er de mogelijkheid tot het aftappen van telefoons, het beperken van bezoek en er kan gebruik worden gemaakt van anonieme getuigen. Gewone en militaire rechtbanken kunnen tot 5 dagen hechtenis bevelen zonder dat er een aanklacht is. Bij beweerde terroristen kan dit tot 10 dagen worden uitgebreid. Onder gewone regelgeving kan een verdachte in voorwaardelijke vrijheid worden gesteld tenzij een rechter bepaald dat detentie noodzakelijk is voor het onderzoek of bescherming van betrokkene of het publiek. Bij zaken op grond van de Anti-Terrorismewet wordt hiervan nagenoeg geen gebruik gemaakt.

In augustus 2003 is het pand van de provinciale gouverneur bezet uit protest tegen de beslissing van het Hooggerechtshof om een zaak tegen twee Mapuche-leiders ("lonko's") te heropenen. De lonko's, Anecito Norín en Pascual Pichún, waren beschuldigd van het in brand steken in december 2001 van de hacienda van Juan Agustín Figuroa, een voormalige minister en een huidig lid van het Constitutionele Hof.

Beide lonko's zijn in december 2001 beschuldigd op grond van de Anti-Terrorismewet gearresteerd. Verschillende andere aanklachten zijn aan de beschuldiging toegevoegd. Na een jaar voorarrest zijn ze vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. In juli 2003 heeft het Hooggerechtshof echter de uitspraak vernietigd en een nieuw proces bevolen. De invloed van Figuroa wordt hierin vermoed. Figuroa ontkent dat hij invloed heeft gehad op de beslissing, maar een advocaat van de lonko's, Jaime Madariaga de la Barra, zet hier zijn vraagtekens bij: "Het is weer duidelijk dat de rijken en machtigen in Chili in het voordeel zijn ten opzichte van arme boeren zoals de lonko's. Van rechtsgelijkheid is geen sprake."

"Ook het geringe aantal advocaten dat zich voor de Mapuches wil inzetten draagt bij aan de juridische achterstandspositie en rechtsongelijkheid ten aanzien van Mapuches", zegt Rodrigo Lillo van het advocatencollectief NorAlinea dat zich inzet voor de mensenrechten in Chili. "Er zijn weinig advocaten in die zich voor de Mapuches willen inzetten. Het geeft weinig prestige en past niet in de wereld van het grote geld. De advocaten die zich wel voor de Mapuches inzetten doen dit veelal belangenloos en moeten het daarom doen met beperkte middelen. De staat wijst wel prodeo-advocaten toe, maar hier hebben de Mapuches omdat het staatsadvocaten zijn weinig vertrouwen in. Staatsadvocaten hebben destijds bij het afnemen van de grond immers een belangrijke rol hebben gespeeld. Advocaten die zich wel voor Mapuches willen inzetten doen dit overigens niet zonder risico. Zo is de auto van Jaime Madarairga de la Barra, die tevens werkzaam is voor NorAlinea, in 2003 in brand gestoken. Het kantoor van NorAlinea was daarom gevestigd op een van de hoogste verdiepingen van het pand waarin het zich bevindt. Op dit moment heeft NorAlinea geen eigen kantoor meer in Temuco omdat de financiële middelen ontbreken."

Het heropende proces tegen de lonko's heeft niet in vrijspraak geresulteerd. In september 2003 zijn Norín en Pichún beide bij verstek veroordeeld tot 5 jaar en 1 dag (1 dag zodat de straf verzwaard kan worden als er nieuwe feiten boven tafel komen). Na de uitspraak zijn de lonko's ondergedoken en is er een grote klopjacht op hen geopend. In februari 2004 zijn beiden aangehouden en vastgezet. NorAlinea heeft inmiddels tegen de uitspraak beroep ingesteld bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de rechten van de mens.

De klopjacht op de lonko's is breed uitgemeten in de Chileense media. Norín en Pichún waren "'s lands meest gezochte Mapuches." De problematiek van de Mapuches wordt overwegend eenzijdig belicht, hetgeen ook door VN-rapporteur Stevenhagen in zijn jaarrapport is geconstateerd. Om hier een tegenwicht aan te bieden is in 2002 de Mapuche-krant “Azkintuwe” opgericht. Sinds de eerste uitgave staat de krant in de constante aandacht van de Chileense autoriteiten. Op 14 mei 2004 is fotograaf Pablo Díaz aangehouden toen hij met 500 exemplaren naar Argentinië wilde gaan om deze aan een Argentijnse Mapuche-organisatie te schenken. Alle kranten zijn in beslag genomen. De reden van de aanhouding is tot op heden onduidelijk.

De situatie in Chili heeft VN-rapporteur Stavenhagen aanleiding gegeven zijn zorgen uit te spreken en aanbevelingen te doen. Zo dringt hij er op aan dat de Chileense overheid legitiem sociaal protest niet criminaliseert. Met name zorgelijk is dat Anti-Terrorismewetgeving en militaire jurisdictie wordt toegepast op een beperkte en identificeerbare groep, namelijk de Mapuches. Hiermee lijkt inbreuk te worden gemaakt op het recht op een eerlijk proces. Stavenhagen dringt voorts aan op de ratificatie van Conventie nr. 169 inzake de rechten van Inheemse en Tribale Volken van de Internationale Arbeidsorganisatie. Pogingen hiertoe zijn tot op heden steeds door de Chileense senaat geblokkeerd. Verder beveelt Stevenhagen de Chileense overheid aan haar regelgeving dusdanig aan te passen dat de rechten van de inheemse bevolkingen zoals vastgelegd in nationale en internationale regelgeving voorrang krijgen boven andere belangen en nationale regels. Daarnaast moet er een nationaal mensenrechten instituut in het leven worden geroepen. Er moet op korte termijn aandacht geschonken worden aan de preventie en oplossing van de conflicten over de teruggave van land. Het landfonds moet worden uitgebreid en meer flexibel worden gemaakt. Toegang tot water en zee moet worden gegarandeerd. Ten slotte moeten er stappen worden genomen om de armoede aan te pakken.

De hoop is dat de Chileense regering zich het rapport van Stevenhagen aantrekt en daarmee het laatste jaar van het decennium voor het inheemse volk besluit met een handreiking richting de Mapuches. Aanwijzingen zijn hier echter niet voor. Tijdens de bespreking van het rapport van Stevenhagen in de VN-commissie voor de Mensenrechten heeft Marcelo Carvello als vertegenwoordiger van Chili, de conclusies weersproken. Hij benadrukt dat Chili een democratische rechtsstaat is waar geen sprake is van politieke processen of politieke acties tegen de inheemse bevolking en dat onwettige handelingen worden onderzocht en berecht met toepassing van het recht op een eerlijk proces.